ANALYSE

Een vak apart: de eerste lessen uit online bewonersparticipatie

Gemeenten experimenteren sinds maart vorig jaar noodgedwongen met online bewonersparticipatie: van break-out rooms tot een online spreekuur. Wat leren we van de eerste ervaringen voor de nog resterende coronatijd en daarna?

De Lodewijk van Deysselbuurt in Amsterdam Nieuw-West gaat de komende jaren ingrijpend op de schop. Het wordt tijd ook: de vernieuwing van de buurt wordt al sinds 2010 naar achter geschoven. Woningcorporatie Rochdale gaat bijna alle 1400 woningen in de buurt aanpakken en er komt een flink aantal nieuwe woningen bij langs de aangrenzende Burgemeester Röellstraat. In het voorjaar van 2020 wilden de gemeente en Rochdale participatiebijeenkomsten organiseren om de buurtbewoners bij deze vernieuwingsplannen te betrekken

Echter, het coronavirus brak uit kort voor de geplande bijeenkomsten, waardoor deze niet plaats konden vinden. Vanwege vertragingen die het project eerder al opgelopen had, was verder uitstel van de participatie geen optie. De betrokken participatieprofessionals moesten dus improviseren om bewoners toch te kunnen betrekken: ze huurden een professionele tv-studio af om de bijeenkomst in hoge kwaliteit live uit te zenden. De bijeenkomst, die plaatsvond op 19 mei, had meer weg van een live talkshow dan van een traditionele inspraakavond: de presentatie was in handen van een journaliste en kijkers konden via chat en telefoon vragen stellen aan betrokken medewerkers van de gemeente en Rochdale. Ook kreeg een bewoner namens Buurtplatform Van Deysselbuurt in de live-uitzending tijd om te reageren op de plannen. De betrokken ambtenaren zien de bijeenkomst als een succes: een derde van de huishoudens in de buurt keek live mee (ruim 400 kijkers) en er werden meer dan 300 vragen beantwoord.

Een derde van de huishoudens in de buurt keek live mee (ruim 400 kijkers) en er werden meer dan 300 vragen beantwoord

Volop experimenteren

Deze ervaringen passen in een groter plaatje. De Van Deysselbuurt is een van de 32 Amsterdamse ‘Ontwikkelbuurten’ – buurten die sociaal-economisch of fysiek achterblijven bij de rest van de stad en daarom worden vernieuwd. Het Amsterdamse college hecht er grote waarde aan dat de huidige bewoners van deze buurten worden meegenomen in deze vernieuwing en stuurt de betrokken ambtenaren daarom veelvuldig ‘de straat op’ om met bewoners in gesprek te gaan. Vaak worden hiervoor externe bureaus of freelancers ingehuurd. Daarom gebruiken we in de rest van dit artikel de algemenere term ‘participatieprofessional’. Vanwege de beperkte mogelijkheden voor fysieke bijeenkomsten experimenteren zij sinds maart 2020 volop met online participatievormen: van break-out rooms tot een online spreekuur.

UGSI volgt de participatie in de Ontwikkelbuurten sinds 2018, maar ook voor ons is online participatie een nieuwe wereld. We willen nog beter weten wat het vraagt van participatieprofessionals en wat de verschillen zijn met het ‘oude normaal’. Daarom blijven we de komende maanden samen met studenten en professionals onderzoek doen, maar het zou zonde zijn om pas met adviezen te komen als we (deels) terug zijn naar de oude werkelijkheid. We delen daarom de belangrijkste lessen die tot nu toe naar voren komen uit de voorbeelden die we bekeken hebben, en illustreren die lessen met behulp van de ervaringen uit de Van Deysselbuurt. Wat kunnen we leren van de eerste ervaringen met online participatie voor de nog resterende coronatijd, maar ook voor de tijd daarna?

”Een goede online bijeenkomst is tv maken in plaats van een avondje presentaties met reactie”

De eerste lessen

De belangrijkste les is: beschouw online participatie niet als ‘normale’ participatie die toevallig via internet wordt uitgezonden. “Een goede online bijeenkomst is tv maken in plaats van een avondje presentaties met reactie. Dit is onze belangrijkste les”, aldus een participatieprofessional die betrokken was bij de online bijeenkomst in de Van Deysselbuurt. Online participatie is dus een vak apart. Het vergt een andere aanpak, waar veel voorbereiding bij komt kijken. Maar in welke opzichten verschilt online participatie van offline participatie, en hoe kunnen participatieprofessionals hierop inspelen? We doen drie suggesties.

1. Je kunt meer mensen bereiken, maar gebruik diverse kanalen – online én offline

Online participatiebijeenkomsten zijn in principe geschikt om een breed publiek te betrekken. Het kost minder moeite om thuis je computer aan te zetten dan om naar het buurthuis te gaan, en bewoners die geen tijd hebben kunnen bijeenkomsten later terugkijken. Maar zeker wanneer face-to-face contact niet mogelijk is, blijkt een flinke multimediacampagne nodig om die verschillende groepen bewoners ook daadwerkelijk te bereiken. De online bijeenkomst in de Van Deysselbuurt is aangekondigd via deur-aan-deur flyers, email-nieuwsbrieven van de gemeente en corporatie Rochdale, buurtambassadeurs, en via advertenties op social media. De opkomst was dan ook hoger dan bij eerdere vergelijkbare fysieke bijeenkomsten in de buurt (400 kijkers versus 44 bezoekers bij de vorige buurtbrede bijeenkomst in 2018). Of dit (uitsluitend) het gevolg is van de multimediacampagne is moeilijk te zeggen. Het zou er ook mee te maken kunnen hebben dat de planvorming in de Van Deysselbuurt nu een beslissende fase ingaat, en bewoners daarom beslissen juist nu mee te doen. In ieder geval viel de opkomst niet tegen.

Digitale participatie kan veel mensen bereiken, maar ook juist uitsluiten

Het is belangrijk om er rekening mee te houden dat digitale participatie veel mensen kan bereiken, maar ook juist mensen kan uitsluiten die normaal gesproken wel mee zouden doen. Terwijl drukke ouders die normaal gesproken geen tijd zouden hebben om naar een buurthuis te komen nu wel even kunnen inloggen, valt de oudere bewoner die het buurthuis goed weet te vinden maar niet zo handig is met internet juist buiten de boot. Denk daarom ook aan andere vormen van participatie op afstand, zoals een telefonisch spreekuur, of een vragenlijst in de buurtkrant.

2. Kies een gespreksleider met online ervaring

De gespreksleiding bij een online participatiebijeenkomst kan worden verzorgd door een gemeenteambtenaar, maar ook worden uitbesteed aan een externe participatieprofessional. De afweging is voor een deel hetzelfde als bij een fysieke bijeenkomst: waar een interne gespreksleider vaak goed overzicht heeft van interne processen en stakeholders, kan een externe professional soms meer vertrouwen scheppen bij bewoners. Maar het modereren van online participatie vraagt wel om andere vaardigheden, zoals ervaring met online interactie en spreken voor een camera. Daarom is in de Van Deysselbuurt voor een externe journaliste gekozen. Onafhankelijk van wie de bijeenkomst leidt, is goed oefenen verstandig. Omdat technische problemen funest zijn, is het belangrijk dat alles wat tijdens een bijeenkomst gebeurt al is getest is: dat kan bijvoorbeeld door een try-out te organiseren.

3. Wees realistisch over interactie met bewoners

De digitale omgeving die voor participatie wordt gebruikt, bepaalt in sterke mate de interactiemogelijkheden. Op Vimeo – het platform dat voor de Van Deysselbuurt gebruikt is – zijn die mogelijkheden beperkt tot het stellen van een vraag via telefoon of chat. Een voordeel ten opzichte van fysieke bijeenkomsten is dat niet alle vragen door de gespreksleider hoeven te worden besproken: veel vragen kunnen individueel in de chat en na de bijeenkomst beantwoord worden. Daarbij is het wel handig om een goede tool te hebben om vragen te rubriceren: voor de bijeenkomst in de Van Deysselbuurt is hiervoor Zendesk gebruikt.

Hierdoor konden tijdens en na de uitzending 300 berichten met vragen gesteld en beantwoord worden - dat zou in een offline bijeenkomst van vergelijkbare lengte ondoenlijk zijn. Echter, voor een gesprek met een selecte groep bewoners, of voor interacties tussen bewoners, is een streamingplatform als Vimeo minder geschikt. Betrokken professionals bij de Van Deysselbuurt-bijeenkomst gaven bijvoorbeeld aan niet altijd te weten of een vraag naar tevredenheid beantwoord was, omdat bewoners niet zichtbaar zijn op het scherm.

Voor een meer interactieve bijeenkomst kan bijvoorbeeld met break-out rooms worden gewerkt, maar daardoor neemt de onvoorspelbaarheid, en daarmee het risico op technische problemen, snel toe. Meer nog dan bij offline participatie lijkt er daarom een omgekeerd evenredig verband te bestaan tussen de hoeveelheid deelnemers en de kwaliteit van de interactie (zie ook: Spanjar & Van Aanholt in Rooilijn 52(1))

Offline kan bijvoorbeeld gekozen worden voor een participatiemarkt, waarbij bewoners langs kraampjes kunnen lopen, en desgewenst langer met een deskundige of met elkaar in gesprek kunnen. Online is zulke spontane interactie met de beschikbare platforms moeilijk of niet te organiseren. Wanneer een open gesprek echt gewenst is, lijkt het daarom verstandig om óf de groep deelnemers klein te houden, óf om voor een panelvorm te kiezen en de bewoners die daarin meepraten van tevoren te benaderen.

Aanvulling op oude repertoire

Het voorbeeld van de van Deysselbuurt laat zien dat online participatie op een aantal wezenlijke manieren van participatie op locatie verschilt. Om te beginnen moet het anders worden voorbereid: meer als strak geregisseerde tv-uitzending dan als een open inspraakavond via Zoom. Als de voorbereiding in orde is kunnen er veel bewoners (tegelijk) worden betrokken – waaronder groepen die normaal misschien niet naar een buurthuis zouden komen. Maar tegelijkertijd lijken de mogelijkheden voor interactie meer beperkt: er kunnen tijdens een online sessie veel vragen worden beantwoord, maar de huidige platforms lijken zich nog niet goed te lenen een rijk interactief gesprek met een grote groep bewoners.

Online participatie is een vak apart. Om bewoners ook tijdens een lockdown succesvol te blijven betrekken bij stedelijke vernieuwing investeren participatieprofessionals daarom in nieuwe participatievormen- en vaardigheden. In projecten als de Lodewijk van Deysselbuurt heeft die investering tot goede resultaten geleid, maar de betrokken professionals ook veel tijd en energie gekost. Die investering zal wat ons betreft ook na de pandemie niet voor niks zijn, want juist doordat online participatie een eigen karakter heeft, zal het straks – wanneer participatieprofessionals gewoon weer ‘de straat op’ kunnen – een waardevolle aanvulling zijn op het oude repertoire.