NAWOORD

'Never let a good crisis go to waste'

Creëren van leeromgevingen in het coronatijdperk

Wat kunnen we leren van een flinke crisis? Vrij vertaald is dat de strekking van het citaat in de titel van dit nawoord (toegeschreven aan Britse oorlogspremier Winston Churchill). Deze uitspraak is wijdverbreid overgenomen of aangepast, bijvoorbeeld in de prijswinnende essaybundel ‘Everybody loves a good drought’. Hierin beschrijft Indiase journalist Sainath hoe de nationale overheid en internationale gemeenschap omgingen met een aanhoudende droogtecrisis in India. Dit resulteerde in een dynamisch belangenspel, maar bleek ook een gelegenheid voor kritische reflectie op bestuurlijke arrangementen rondom urgente maatschappelijke vraagstukken. Twee decennia later, in een totaal andere context, ervaren we een vergelijkbare dynamiek in de huidige pandemie, zoals deze editie van Bewogen Stad laat zien.

Want wat de pandemie in ieder geval aan het licht brengt, is dat veel van onze grootstedelijke fundamenten aan grondige herziening toe zijn

Want wat de pandemie in ieder geval aan het licht brengt, is dat veel van onze grootstedelijke fundamenten aan grondige herziening toe zijn. Denk bijvoorbeeld aan de binnenstedelijke bezoekerseconomie, nu de gebruikelijke toeristenstroom is opgedroogd; of de arbeids- en scholingsmarkt, nu de mismatch tussen vraag en aanbod toeneemt. Deze voorbeelden vragen om sociale innovaties in onze praktijken.

Sociale innovatie kunnen we definiëren als “het realiseren van duurzame verandering in het maatschappelijke domein, waarbij fundamentele veranderingen plaatsvinden in de relaties, posities en regels tussen betrokken belanghebbenden” (Voorberg et al., 2014: 1334). Saillant in deze definitie is de nadruk op de sociale netwerkdynamiek tussen belanghebbenden die een actieve rol spelen in het proces van kennis co-creatie en in het doorvoeren van die kennis in maatschappelijke praktijken (Von Hippel, 2007). Ofwel, voor de realisatie van duurzame verandering ontstaan verschuivingen ontstaan in de relaties en structuren tussen belanghebbenden.

Voorwaarde voor sociale innovatie is dus het ontwikkelen van een structuur waarin kennis co-creatie en leren kunnen plaatsvinden. Het lastige hierbij is dat mensen zich moeilijk laten sturen in het aangaan van structurele relaties. Hierdoor is het aanjagen van leerprocessen een flinke uitdaging voor organisaties die ‘leren’ als kernproces van hun missie beschouwen. Een natuurlijker manier voor de creatie van een duurzame leeromgeving is inzetten op bestaande structuren tussen relevante belanghebbenden en waar nodig deze te versterken. Een dergelijke leeromgeving manifesteert zich op tal van manieren, als community of practice, als living lab of als online community.

Ongeacht de verschillende vormen of benamingen bieden deze netwerken een horizontale structuur voor actoren om te reflecteren op bestaande praktijken en systemische belemmeringen, te experimenteren met innovaties in gedeelde handelingsstructuren en daar lessen uit te trekken. Om dit proces te duiden, wordt veelvuldig gebruik gemaakt van de differentiatie tussen ‘eerste orde’ en ‘tweede orde’ leren (Argyris & Schon, 1978): eerste orde leren omvat de reflectie op praktijken aan de hand van opgedane inzichten van wat goed of minder goed gaat, en resulteert in het aanpassen van concrete handelingen en strategieën binnen een praktijk. Tweede orde leren vindt echter plaats wanneer opgedane inzichten leiden tot een fundamentele revisie van achterliggende waarden, normen en veronderstellingen van die praktijk, wat vervolgens doorwerkt in daaruit volgende innovaties en strategieën (Basten & Haamann, 2018). Tweede orde leren – integraal onderdeel van sociale innovatie – omvat dus zowel een inhoudelijke als relationele component, door de verschuivingen in onderliggende assumpties en bijbehorende relaties binnen handelingsstructuren.

Maar in de context van de huidige pandemie dient zich de vraag dient aan: hoe leren we in tijden van corona, waar iedereen in grote mate op zichzelf is aangewezen, er weinig sociale interactie is, en er weinig zicht op gedeelde handelingsstructuren, al helemaal niet zonder bemiddeling van een scherm?

Maar in de context van de huidige pandemie dient zich de vraag aan: hoe leren we in tijden van corona, waar iedereen in grote mate op zichzelf is aangewezen, er minder sociale interactie is en verminderd zicht op gedeelde handelingsstructuren, die bovendien in toenemende mate digitaal verlopen? Leren is immers meer dan simpelweg het overdragen van kennis als een soort handelsartikel van de een persoon naar de ander; het is een proces van gezamenlijke, context-afhankelijke kennisontwikkeling, een vorm van individueel handelen in samenhang met een collectiviteit (Gherardi, 2009). Om grip te krijgen op een leerproces is het dus ook zaak inzicht te krijgen in de onderlinge relaties, de manier waarop samenwerkingsprocessen tot stand komen, en hoe samensturing van die processen plaatsvindt.

De artikelen in deze editie van Bewogen Stad geven een gevarieerd beeld van uiteenlopende leeromgevingen, waar UGSI-onderzoekers in nauwe samenwerking met onze partners in de stad kennis uitwisselen en ontwikkelen, om sociale innovatie te ontwikkelen en te bevorderen.

Zo laat JuanFra Alvarado Valenzuela zien hoe zzp’ers elkaar opzoeken in ondernemerscollectieven, en hoe deze collectieven, onder druk van de coronapandemie, enerzijds problemen ervoeren om gezamenlijk op te blijven trekken, maar anderzijds binnen die nieuwe ‘tijdelijke’ beperkingen een hernieuwd ‘sense of purpose’ vonden. De rol van de netwerkleider was (en is) daarbij van groot belang, om de onderlinge structuren te versterken en ondernemerskansen te bevorderen.

Kor de Boer van ZZP Mokum ziet dat, waar ook zij als zzp-collectief moeite hadden om verbindingen te blijven leggen, de crisis tegelijkertijd de zzp’er in Amsterdamse gemeentelijke beleid definitief op de kaart heeft gezet. Verandering in de sociale dynamiek van de collectieven zorgde dus enerzijds voor het onder druk staan van de sociale verhoudingen en relaties, maar leidde in beide gevallen tot een fundamentele heroriëntatie en herwaardering van de sociale praktijken waar de collectieven zich in bevonden. Kortom, tweede orde leren in optima forma.

Zo blijkt dat innovatie soms verrassend snel kan gaan, als de gelegenheid zich ervoor leent

Arnt Mein geeft inzicht in het juridisch en bestuurlijke proces omtrent terrasuitbreiding in de stad naar aanleiding van de lockdown. Deze studie illustreert het delicate samenspel tussen verschillende belang(hebbend)en, in een poging te komen tot heldere handelingskaders. Hierin verschilden percepties op rollen en verantwoordelijkheden nogal eens – bijvoorbeeld de gemeente als facilitator of belemmerende factor en de betrokkenheid van bewoners. Al met al illustreert dit artikel een functioneel leerproces rondom een complexe kwestie met veel uiteenlopende belanghebbenden, die desondanks snel en resultaatgericht tot werkzame oplossingen kwamen. Ursula Jackel en Arjen Hoogeveen, die nauw betrokken waren bij dit proces, vertellen hoe ze erin slaagden om in drie weken wetgeving te maken met allerlei verschillende partijen. Een snelheid die nooit eerder was bereikt, maar desondanks kwalitatief goede wetgeving opleverde. Zo blijkt dat innovatie soms verrassend snel kan gaan, als de gelegenheid zich ervoor leent en nieuwe sociale verbanden worden aangelegd.

Jelle van Aanholt en Karin de Nijs reflecteren op de implicaties van de verhuizing van participatietrajecten in kwetsbare wijken naar het virtuele domein. Een evident maar belangrijk aandachtspunt daarbij is dat offline echt anders is dan online: aandacht voor onderlinge relaties, netwerkontwikkeling, belangendynamiek. Dit alles vergt een enorme gevoeligheid bij facilitators van leerprocessen. De auteurs bieden vier handige handvatten hiervoor, want, zo stellen ze: online participatie is een vak apart.

Al met al bieden deze artikelen een palet aan methodes en benaderingen voor het ontwikkelen van leeromgevingen, variërend van langdurige betrokkenheid tot incidentele facilitering. We zien hierbij dat leren verschillende dimensies omvat7, al helemaal in tijden van crisis. Als eerste is leren een kwestie van changing the game, ofwel het speelveld te veranderen om zodoende de toekomst meer in je greep krijgen. Ten tweede is leren het verbinden van partijen, waarbij goed geluisterd wordt om de posities en belangen te begrijpen en daarop in te spelen, al helemaal een grote uitdaging in de online of hybride leeromgeving.

Ten derde is leren actiegericht werken, zoals Frank Suurenbroek en Martijn de Waal doen in hun onderzoeksproject naar het gebruik van de openbare ruimte. Ten vierde is leren ook reflecteren: op verhoudingen, op verschillende logica’s en ritmes, en op handelingen. We hopen dat deze editie van Bewogen Stad ook bij de lezers een bijdrage levert aan dat reflectieproces, om inzichten in eigen praktijken te verbeteren en nieuwe kansen te ontwikkelen voor sociale innovatie, op de spannende en uitdagende maatschappelijke vraagstukken waar we ons in de stad toe verhouden.


Julie Ferguson is Senior Onderzoeker bij de Hogeschool van Amsterdam, Center of Expertise Urban Governance & Social Innovation. Haar onderzoeksbelangstelling ligt primair bij sociale netwerkdynamiek in sociale innovatie, met bijzondere aandacht voor processen van kennisdelen en leren. Julie is tevens aanjager van UGSI dwarsthema ‘creëren van leeromgevingen’.

Literatuurverwijzingen

Argyris, C., & Schon, D. (1978). Organizational learning A theory of action perspective. Reading, MA Addison-

Wesley. Basten, D., & Haamann, T. (2018). Approaches for organizational learning: A literature review. Sage Open, 8(3):

1-20. Brown, J.S. and Duguid, P. (1991) Organizational learning and communities of practice: toward a unified view of

working, learning and innovation, Organization Science 2(1): 40–57. Gherardi, S. (2009) Knowing and learning in practice‐based studies: An introduction. The Learning Organization,

16(5): 352-359. Groenewegen, P., & Moser, C. (2014). Online communities: Challenges and opportunities for social network

research. Contemporary Perspectives on Organizational Social Networks, 40: 463-477. Puerari, E., De Koning, J. I., Von Wirth, T., Karré, P. M., Mulder, I. J., & Loorbach, D. A. (2018). Co-creation

dynamics in urban living labs. Sustainability, 10(6), 1893. Von Hippel, E. (2007). Horizontal innovation networks—by and for users. Industrial and Corporate

Change, 16(2), 293-315. Voorberg, W. H., Bekkers, V. J., & Tummers, L. G. (2015). A systematic review of co-creation and co-production:

Embarking on the social innovation journey. Public Management Review, 17(9), 1333-1357. Wenger, E. (1998) Communities of Practice: Learning, Meaning and Identity. Cambridge: Cambridge University

Press.